Inleiding

Voor het toevoegen of wijzigen van een media bestand zijn er twee zaken van belang:

  1. het mediabestand moet op deze of een andere website aanwezig zijn
  2. de plaats van het media bestand in de tekst

Er kunnen een aantal soorten media bestanden worden toegevoegd, dit zijn:

  1. Flash bestand
  2. Quicktime bestand
  3. Shockwave bestand
  4. Windows media bestand
  5. Real bestand

Voeg een mediabestand toe

1. Het media bestand moet op deze of een andere website aanwezig zijn

Indien de afbeelding op een andere website staat, is het over het algemeen minder/niet verstandig om direct naar een dergelijke media bestand te verwijzen. Het is nooit zeker of dit bestand op dit adres beschikbaar blijft.

2. De plaats van het media bestand in de tekst

Om het mediabestand toe te voegen voert u de volgende stappen uit.

  1. Ga naar de juiste plaats in de tekst en zet de cursor op deze plaats.
  2. Klik op het afbeeldingsicoon in de knoppenbalk van de editor om een afbeelding in te voegen.

Tabblad Algemeen

  1. Type: Kies het type toe te voegen bestand (Flash, Quicktime, Shockwave, Windows Media, Real Media).
  2. Bestand/URL: Staat het bestand op een externe website, vul dan het adres van het bestand hier in. Staat het bestand in Bart CMS, klik dan op het icoontje  aan de rechterkant en selecteer het bestand.
  3. Afmetingen: Geef hier de hoogte en de breedte op van het bestand. Vink 'Verhoudingen bewaren' aan om alleen de gewenste hoogte of breedte op te geven. De andere waarde wordt dan automatisch aangepast.

Tabblad Geavanceerd

  1. Id: Hier kan een identificatie aan het mediabestand worden meegegeven.
  2. Naam: Geef hier de naam van het mediabestand op.
  3. Uitlijning: Geef hier de uitlijning van het mediabestand binnen de pagina aan. De beschikbare keuzes zijn:
    • Standaard
    • Centreren
    • Links
    • Rechts
  4. Achtergrond: Hiermee kan de achtergrondkleur van het mediabestand worden ingesteld. Deze wordt meestal als hexadecimale waarde opgegeven, bijvoorbeeld: #C0C0C0 (licht grijs). U kunt een kleur kiezen uit een van de tabbladen (Alle kleuren, Palet, Benoemd).
  5. V-Ruimte: Geeft de ruimte in pixels weer tussen het mediabestand en de tekst daarboven en -onder.
  6. H-Ruimte: Geeft de ruimte in pixels weer tussen het mediabestand en de tekst daar links en rechts van.

Flash Opties

Deze opties zijn alleen relevant als het mediabestand een Flash bestand is:

  1. Kwaliteit: Selecteer een optie voor Kwaliteit om de verhouding tussen de verwerkingstijd en uiterlijk te bepalen, zoals wordt beschreven in de volgende lijst:
    • high: Standaard instelling, geeft voorrang aan het uiterlijk boven de afspeelsnelheid en gebruikt altijd een anti-aliasing. Als het SWF-bestand geen animatie bevat, worden bitmaps vloeiend gemaakt. Als het SWF wel animatie bevat, worden bitmaps niet vloeiend gemaakt.
    • low: Geeft voorrang aan de afspeelsnelheid boven het uiterlijk en past geen anti-aliasing toe.
    • autolow: Benadrukt in eerste instantie de snelheid, maar verbeterd het uiterlijk waar mogelijk. Wanneer het afspelen begint, is anti-aliasing uitgeschakeld. Als Flash Player detecteerd dat de processor dit aankan, wordt anti-aliasing automatisch ingeschakeld.
    • autohigh: Legt in eerste instantie evenveel nadruk op de afspeelsnelheid als op het uiterlijk, maar offert het uiterlijk zo nodig op aan de afspeelsnelheid. Wanneer het afspelen begint, is anti-aliasing ingeschakeld. Als de werkelijke framesnelheid zakt tot onder de opgegeven framesnelheid, wordt anti-aliasing uitgeschakeld om de afspeelsnelheid te verbeteren.
    • best: Biedt de beste weergave kwaliteit en houdt geen rekening met de afspeelsnelheid. Op alle uitvoer wordt anti-aliasing toegepast en bitmaps worden altijd vloeiend gemaakt.
  2. WMode: Selecteer een optie voor Venstermodus die HTML- kenmerk wmode instelt. De Venstermodus wijzigt de weergave van het begrenzingskader van de inhoud of het virtuele Venster.  
    • window: (Standaardinstelling) Sluit geen venstergerelateerde kenmerken in. De achtergrond van de inhoud is dekkend en gebruikt de HTML-achtergrondkleur. De HTML-code kan niets weergeven boven of onder de Flash-inhoud.
    • opaque: Stelt de achtergrond van de Flash-inhoud in op dekkend, zodat alles onder de inhoud onzichtbaar is. HTML-inhoud boven of op de inhoud wordt weergegeven.
    • transparent: Stelt de achtergrond van de Flash-inhoud in op transparant, zodat de HTML-inhoud boven en onder de inhoud zichtbaar is.
  3. Schaal: Selecteer deze optie indien de inhoud binnen de opgegeven grenzen geplaatst moet worden terwijl de originele breedte en hoogte van het document zijn gewijzigd.
    • showall: (Standaardinstelling) geeft het hele document zonder vervorming en met de oorspronkelijke hoogte-breedteverhouding van het SWF-bestand weer in het opgegeven gebied. Randen kunnen aan twee zijden van de toepassing worden weergegeven.
    • noborder: Schaalt het document, zodat het opgegeven gebied wordt gevuld. Hierbij wordt de oorspronkelijke hoogte-breedteverhouding van het SWF-bestand zonder vervorming behouden en het SWF-bestand zo nodig bijgesneden.
    • exactfit: Geeft het hele document weer in het opgegeven gebied zonder de oorspronkelijke hoogte-breedteverhouding te behouden, waardoor vervorming kan optreden.
    • noscale: Voorkomt dat het document wordt geschaald wanneer de afmetingen van het Flash Player-venster worden gewijzigd.
  4. Schaaluitlijning: Hiermee wordt aangegeven waar een geschaald SWF-bestand wordt geplaatst in het gebied dat wordt aangegeven met de instellingen voor hoogte en breedte.
    • links, boven, rechts, onder: Lijnen de toepassing uit langs respectievelijk de linker-, rechter-, boven- of onderrand van het browservenster en snijden de overige drie zijden zo nodig bij.
    • linksboven, rechtsboven: Lijnen de toepassing uit met respectievelijk de linker- of rechterbovenhoek van het browservenster en snijden de onderkant en de linker- of rechterkant zo nodig bij.
    • linksonder, rechtsonder: Lijnen de toepassing uit met respectievelijk de linker- of rechterbenedenhoek van het browservenster en snijden de bovenkant en de linker- of rechterkant zo nodig bij.
  5. Automatisch afspelen: Hiermee wordt aangegeven of de toepassing direct begint met afspelen terwijl deze in de webbrowser wordt geladen. Als de Flash-toepassing interactief is, kan het afspelen worden gestart als de gebruiker op een knop klikt of een andere taak uitvoert. Vink in dat geval het automatisch afpelen uit.
  6. Herhalen: Hiermee wordt aangegeven of de inhoud oneindig wordt herhaald of stopt wanneer het laatste frame wordt bereikt. De standaardwaarde is aan.
  7. Menu Weergeven: Toont een snelmenu wanneer de gebruiker op het bestand klikt met de rechtermuisknop (Windows) of de Ctrl-toets ingedrukt houdt (Macintosh). Hef de selectie van deze optie op als alleen 'Over Flash' in het snelmenu weergeven moet worden. Deze optie is standaard geselecteerd.
  8. SWLiveConnect: Hiermee wordt aangegeven of de browser Java™ moet starten wanneer Flash Player voor het eerst wordt geladen. Als JavaScript en Flash op dezelfde pagina worden gebruikt, moet Java worden uitgevoerd om ervoor te zorgen dat de functie fscommand werkt.
  9. Basis: Geef hiermee de locatie aan van het Flash Player ActiveX-besturingselement, zodat de browser dit automatisch kan downloaden als het nog niet is geïnstalleerd. De waarde moet exact worden ingevoerd zoals wordt weergegeven
  10. Variabelen: Dit veld kan gebruikt worden om ActionScript™-variabelen toe te voegen voor het geselecteerde bestand.